Hans Lugtigheid
Samenvatting
Dit artikel bespreekt wat de invloed van een verstoring zoals covid is op de berekening van de levensverwachting in jaargroepen enzovoort.
Ieder jaar worden levensverwachtingen in jaargroepen aangepast door toepassen van een historisch percentage op de bevolking per 1 januari. Covid raakte de zwakkeren het meest. Dit wijzigt de verdeling van de verwachte levensjaren in de jaargroepen. Hierdoor moet het percentage aangepast worden. Daardoor daalt de verwachte sterfte en stijgt de oversterfte.
Aan de hand van enkele rekenvoorbeelden wordt duidelijk gemaakt hoe dit werkt.
Inleiding
Aan de hand van een rekenvoorbeeld wordt uitgelegd waar het om gaat. Een tweede rekenvoorbeeld verduidelijkt wat dit kan betekenen voor de berekening van de verwachte resterende levensjaren.
De distributie van de levensverwachting in een jaargroep
Stel er is geen covid. Er is op 1-1-2021 een groep van duizend 81-jarigen. Gebaseerd op cijfers van voorgaande jaren we verwachten dat 30% hiervan in 2021 zal overlijden. Dat zijn 1.000 x 30% = 300 mensen.
Nu is sprake van covid. Neem aan dat in 2020 de covid pandemie de enige verstorende factor was. We bepalen de verwachte sterfte voor 2021 op 1-1-2021 bepalen alsof in 2021 geen covid of andere verstorende factor was. De sterfte in 2020 heeft gevolgen voor de verwachte sterfte in 2021, dus die betrekken we in de berekeningen. Stel dat 350 mensen uit de groep van duizend in 2020 zijn overleden aan covid. Dus er blijven 650 over op 1-1-2021. Door covid stierven de zwakkeren, degenen met de laagste levensverwachting, het eerst. Stel dat van de verwachte sterfte van 300 voor 2021 uit de situatie zonder covid 200 mensen zijn overleden. Dan overlijden 100 van de resterende 650 mensen in 2021 en 550 in latere jaren. De procentuele sterfte in 2021 is dan (100 : 650) x 100 %= 15.4%. Als de verwachte sterfte van deze groep bepaald wordt op basis van historische cijfers dan krijgen we een verwachte sterfte van 30% x 650 = 195. Dat is een overschatting. Het historisch percentage is een correctie voor volume, maar houdt geen rekening met de gewijzigde samenstelling van de leeftijdsgroep. Hiervoor moeten de cijfers gecorrigeerd worden. In dit geval moet de verwachte sterfte van deze groep verlaagd worden van 195 naar 100. Zie tabel 1.

Dit effect doet zich uiteraard ook voor als we de resterende levensverwachting bepalen. Hieruit wordt vaak de verwachte sterfte bepaald.
Een eenvoudig voorbeeld laat dit effect zien. Zie tabel 2.

Toelichting : Bij groep 1 verwachten we dat 300 mensen in dat jaar overlijden. Dus neem ik als ‘Nog te leven aantal jaren’ per persoon een half (0.5) jaar. Enzovoort.
We verdelen de sterfte door covid in 2020 over de vijf groepen. Voor de eerste groep sterven 200 mensen aan covid in 2020. De resterende 150 verdelen we over de ander groepen. En dat leidt tot een hogere gemiddelde levensverwachting voor de groep. En dus tot een lagere verwachte sterfte in die groep. Zie tabel 3.

De levensverwachting per persoon in de groep stijgt van 2,00 naar 2,44 jaar. De groepen van mensen die nog 2,5, 3,5 en 4,5 jaar zouden leven krijgen een groter gewicht. Merk op dat na de eerste twee jaar de resterende drie jaren weer min of meer de oude verhoudingen hebben.
Deze gestegen levensverwachting heeft als gevolg dat de verwachte sterfte in het komende jaar omlaag gaat. Hierdoor gaat de oversterfte (= werkelijke sterfte – verwachte sterfte) omhoog.
Conclusie en aanbeveling
De gewijzigde verdeling van de levensverwachting binnen de leeftijdsgroep die bekeken wordt heeft gevolgen voor de verwachte sterfte en de oversterfte. Dit geldt met name voor een situatie met een grote verstoring zoals de covid pandemie. Het is dus van belang hier rekening mee te houden bij het berekenen van de verwachte levensjaren.
Ontwikkel methoden om de verdeling binnen de leeftijdsgroepen beter te kunnen te schatten.
Dit artikel is gelicentieerd onder
Creative Commons Attribution 4.0 International